Sinds 18 mei 2007 is het verplicht om een plaatsbeschrijving op te stellen bij de aanvang van de huur (art. 1730 en 1731 BW). Het nut van deze plaatsbeschrijving is om de toestand van de wooneenheid bij het einde van de huurperiode te kunnen vergelijken met deze bij het begin van het huurcontract.
De plaatsbeschrijving wordt opgesteld als het pand nog niet bewoond is. De aanwezigheid van de betrokken partijen is aangeraden omdat de plaatsbeschrijving tegensprekelijk moet worden opgemaakt.
Bij afloop van de huurovereenkomst dient de huurder het pand terug aanbieden aan de eigenaar zoals dit beschreven is in de plaatsbeschrijving, met uitzondering van de schade die te wijten is aan normale slijtage of overmacht.
Aan de hand van een plaatsvergelijking kan er nagegaan worden of er al dan niet schade is aangericht door de huurder. Een plaatsbeschrijving op het einde van de huurovereenkomst is niet verplicht, maar omdat deze door een derde, objectieve partij opgemaakt wordt is er minder kans op discussies.
Wordt er geen plaatsbeschrijving opgemaakt, dan stelt de wet dat de huurder het goed heeft ontvangen zoals de staat waarin het zicht bevindt op het einde van het huurcontract.
|